Congres ‘Onderwijskansen na Covid-19’

21 jun 2021 | Inhaalprogramma’s, Professionals

Covid-19 heeft een enorme impact op het onderwijs. Dit heeft geleid tot grote interesse in hoe de ervaringen nu kunnen bijdragen aan beter onderwijs in de toekomst. Om praktijkervaringen en resultaten uit onderzoek te delen, organiseerde LEARN! in samenwerking met Education Lab op 9 juni het congres ‘Vergroten onderwijskansen na Corona’. Een middag met in totaal 19 verschillende sessies, 29 sprekers en vooral heel veel geïnteresseerde deelnemers vanuit binnen- en buitenland.

 

Anne de Bruijn, Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam, Rukiye Turkeli, Martijn Meeter & Melanie Ehren

Het congres startte met een keynote van Jon Kay van de Education Endowment Foundation over de Teaching and Learning Toolkit die de wetenschappelijke basis vormt van grote delen van de Nederlandse ‘menukaart’. Jon benadrukte dat de meest succesvolle interventies een combinatie zijn van een bewezen effectief cognitief/academisch programma, een hoge kwaliteit van lesgeven en bredere strategieën, bijvoorbeeld gericht op sociaal-emotioneel functioneren en welbevinden. Take home message: “Choosing the right strategy is not enough”. Maak gerichte en gefocuste keuzes vanuit professioneel expertise, waarbij vanuit de eigen context de evidentie op waarde wordt geschat.

Deze keynote werd gevolgd door een korte film van Andreas Schleicher(OECD) Andreas besprak de effecten van Covid-19 op leeruitkomsten van leerlingen wereldwijd, waarbij hij liet zien dat toegang tot online leermiddelen niet de belangrijkste verklaring is voor verminderde leergroei; de kwaliteit van het onderwijssysteem voor Covid-19 en hoe goed er al onderwijs werd gegeven is een even zo belangrijke factor voor waarom sommige landen minder leervertraging zien dan andere. Andreas sloot af met het pleidooi om Covid-19 te gebruiken om gezamenlijk, als leraren, ouders en onderzoekers, een blijvende verandering te maken.

In de daaropvolgende sessies konden deelnemers een keuze maken tussen een nationale sessie, gericht op de onderwijspraktijk; of een internationale sessie. Hanke Korpershoek, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, verkende in interactie met het publiek hoe evidence-informed gewerkt kan worden in de praktijk, daarbij vooral ingaand op de keuzes voor het NP Onderwijs. Tijdens de sessie bleek dat veel scholen, schoolleiders en leerkrachten een goed idee hadden van hoe ze de onderbouwing en effectiviteit van een bepaald programma konden achterhalen. Toch bleek deze onderbouwing niet voor alle programma’s even duidelijk te zijn. Hanke gaf daarom het advies mee om vooral om hulp te vragen: het is lastig om programma’s te beoordelen bij een gebrek aan informatie of kennis, dus laat u vooral informeren door onderwijskundigen, onderzoekers, of ervaringsdeskundigen. De sessie werd afgesloten door Anne de Bruijn en Isil Sincer, beiden werkzaam aan de Vrije Universiteit Amsterdam, die een afwegingskader presenteerden dat gebruikt kan worden om de keuzes voor effectieve programma’s te onderbouwen.

Ondertussen werd er in de internationale sessie met Kristof de Witte, Megan Kuhfeld, Michael Gratz en Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam, een beeld geschetst van internationale aanpakken in het onderwijs ten tijde van Covid-19 en werd vanuit de USA, België, Zwitserland en Nederland de vraag beantwoord welke kansen men zag voor ‘building back better’. In de presentaties werd een overzicht gepresenteerd van de toename in financiering van onderwijs tijdens de pandemie; Nederland scoorde als een van de grootste stijgers. Een opvallende gemeenschappelijke factor was ook de discussie over de term ‘leerachterstand’ met een mooie alternatieve benaming uit de VS: “We are not repairing learning loss, but trying to accelerate learning” aldus Megan Kuhfeld. 

In de laatste sessie voor de pauze ging het publiek in gesprek met het Onderwijs-OMT, vertegenwoordigd door Melanie Ehren en Ilja Cornelisz, over hun drijfveren en doelen. Het publiek stelde vragen over de impact en de ambities van het Onderwijs-OMT en de haalbaarheid van het NP Onderwijs gezien het huidige lerarentekort. Er werd geadviseerd om een tweesporenbeleid te voeren: acute situaties op de korte termijn adresseren maar ook inzetten op structurele verbeteringen voor de lange termijn, waarvoor meer tijd nodig is.

Tegelijkertijd gaf Pak Tee Ng een inspirerende keynote over het onderwijs in Singapore, en hoe hun lessen en ervaringen kunnen helpen bij het vormgeven van onderwijs in en na de Covid-19 pandemie. Hij noemde daarbij de enorme toename in het gebruik van technologie als een gevolg van Covid-19 maar benadrukte vooral het belang van goede leraren. Hij illustreerde dit met een mooie metafoor: De uitvinding van de magnetron is geweldig, maar zou je als je uit eten gaat bij een sterrenrestaurant liever een pizza krijgen uit de magnetron of toch liever uit een houtoven? De focus zou niet moeten liggen op de technologie, maar op de chef: degene die het voedsel bereidt. Deze moet weten hoe technologie het beste kan worden ingezet. Ditzelfde geldt voor het onderwijs: technologische vooruitgang is mooi, maar goede leerkrachten zijn onmisbaar. Het publiek stemde in met zijn verhaal. “You hit the nail on the head”, aldus één van de luisteraars.

In de twaalf parallelsessies waaruit kon worden gekozen werd door Marcela Huepe en Gabriela Cares, onderzoekers bij the National Agency for Educational Quality in Chili, besproken wat de impact is van Covid-19 op het welzijn en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen in Chili. Chris Chang Bacon vertelde in zijn sessie ‘Building back better’ dat Covid-19 ons laat zien dat het mogelijk is om anders les te geven, om verschillende technologieën in het onderwijs te gebruiken, en dat school niet de enige plek is waar kinderen leren. Ook hij onderstreept het belang van aandacht voor de emotionele behoeften van kinderen in plaats van alleen de academische behoeften. Tijana Breuer benadrukte bij de presentatie van de praktijkkaart ‘Extra Lessen’ dat een heel belangrijke voorwaarde voor effectiviteit van programma’s is dat de context van de onderzoekssetting en de eigen schoolpraktijk op elkaar lijkt. Juist de vertaalslag naar de eigen school is belangrijk, en vraagt ook om gedegen evaluatie van wat werkt, voor wie en onder welke omstandigheden. Juist op die evaluatie gingen Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam en Roxanne Korthals verder in tijdens hun sessie over evalueren van eigen programma’s. Zij bespraken met het publiek wat zij wilden evalueren en hoe: waar moet een goede onderzoeksvraag aan voldoen en wat is een goede vergelijkingsgroep? Het publiek was kritisch en vroeg zich eerst af: ‘Is dat nu wel nodig zo’n vergelijkingsgroep?’ ‘En wat als je niet wilt randomiseren maar wel wilt evalueren: welke mogelijkheden zijn er dan?’ Vijf alternatieve opzetten werden besproken, met handvatten om dit zelf in gang te zetten binnen de school.

Martijn Meeter verzorgde een sessie speciaal voor geïnteresseerden in het speciaal onderwijs (SO). Gedurende deze sessie ontspon zich al snel een levendige discussie over waarom zo weinig SO-scholen subsidie voor een inhaalprogramma hebben aangevraagd. Ook werden ervaringen uitgewisseld, die goed bleken te passen bij het beeld dat uit onderzoek oprijst: in een sector waar persoonlijke aandacht al zodanig de norm is, zal een inhaalprogramma weinig veranderen. Karen Wespieser van ParentPing UK en Anne Tharner, Vrije Universiteit Amsterdam, gingen in op ervaringen met thuisonderwijs in Engeland en Nederland en kwamen tot de conclusie dat beide groepen ouders zo’n 4 uur gemiddeld aan thuisonderwijs besteden, maar ook dat het thuisonderwijs ertoe geleid heeft dat vaders meer tijd doorbrengen met hun kinderen, met name in Engeland.

Ook waren er aparte sessies waarin de praktijkkaarten over Ouderbetrokkenheid (Sanne van Wetten) en Professionalisering van docenten (Tom Stolp) werden gepresenteerd. In andere sessies was aandacht voor de complexiteit van het bieden van gelijke kansen (Tijana Breuer) en hoe scholen in Nederland verschillen ervaren in de impact van Covid-19 (Carla Haelermans en Lynn van Vugt). Tevens waren sessies over de keuzes waar scholen en besturen voor staan: hoe maak je die effectief (Martijn Meeter), en waarom is een goede theory of change daarbij zo belangrijk (Melanie Ehren en Isil Sincer)? En ook hier: hoe zorg je voor ‘building back better’.

Dirk van Damme sloot af met met een keynote over de verschillende manieren waarop scholen wereldwijd het onderwijs hebben aangepast ten gevolge van Covid-19. Een centraal punt dat naar voren kwam, is dat de meeste landen niet voldoende voorbereid bleken om het onderwijs aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dirk van Damme benadrukt in zijn keynote het belang van een flexibel onderwijssysteem en om te leren van de Covid-19 pandemie.

Terugkijkend was het middag met heel veel interactie, waar leraren, wetenschappers, schoolleiders, bestuurders met elkaar in gesprek gingen over de impact van Covid-19 en de kansen die men zag om samen te investeren in nog beter onderwijs voor alle leerlingen. To be continued.