Een COVID-generatie: wie zijn de winnaars en verliezers van een verstoord schooljaar?

3 jan 2021 | Professionals

2020 is ten einde. Het was voor niemand een prettig jaar, maar in het bijzonder niet voor jongeren. Op sociaal vlak is het voor hen extra moeilijk, maar ook verder zitten ze in de hoeken waar de klappen vallen. Typische scholieren- en studentenbaantjes die opdrogen, maar meer nog zijn het de schoolsluitingen die de waarschuwingen doen weerklinken van een verloren “coronageneratie”. UNICEF schatte in november dat wereldwijd meer dan 570 miljoen jeugdigen – 33% van het totaal –getroffen zijn door schoolsluitingen in 30 landen. Zij hebben tijdens deze sluitingen wisselende toegang tot afstands- en online onderwijs. Het verloren leerproces van dit corona-jaar zou voor deze generatie doorwerken op de rest van hun onderwijscarrière en daarna op hun positie op de arbeidsmarkt. Een kleine achterstand nu zou ertoe leiden dat jongeren achterblijven, niet meer meekomen, en zo steeds verder achterop raken; dit is een voorbeeld van wat het ‘Mattheüseffect’ wordt genoemd (naar het citaat in het Mattheus-evangelie: “Want wie heeft, die zal gegeven worden […] maar wie niet heeft, van die zal genomen worden“).

Martijn Meeter (m.meeter@vu.nl),

Melanie Ehren en

Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam

03-01-2021

 

Het hoeft echter niet zo negatief uit te pakken. Een tegenvoorbeeld is de verstoring van het onderwijs in Frankrijk in 1968. In dat jaar leidden stakingen tot het sluiten van scholen en annuleren van eindexamens. Vooral dat laatste leidde echter tot een zeer succesvolle generatie: het eindexamen was een drempel, en toen die weg viel konden meer jongeren gaan studeren. Dit leidde uiteindelijk tot een jaargang met meer economisch succes dan daarvoor en daarna, en zelfs de kinderen van deze eindexamenjaargang hadden meer succes in het leven dan de kinderen in de jaren daarvoor of daarna. Misschien zijn er ook tijdens deze pandemie ‘onderwijswinnaars’, naast onderwijsverliezers. Dit brengt ons bij de vraag: zal er een corona-generatie komen? En welke groepen kinderen en jongeren zullen daar dan deel van uitmaken?

Leerverlies voor studenten uit kansarme milieus

Om te begrijpen hoe leerlingen worden beïnvloed door verstoringen in hun onderwijs, moeten we bekijken wat de gevolgen zijn van deze verstoringen voor leerlingen in verschillende schoolfasen en in andere omstandigheden.

We beginnen bij het basisonderonderwijs. Door de uitstekende infrastructuur van standaardtesten en leerlingvolgsystemen zijn de gevolgen van Corona en schoolsluitingen hier wereldwijd het beste onderzocht. Eerste analyses gaven aan dat de schoolsluiting van medio maart tot mei leidde tot een gemiddeld leerverlies gelijk aan een vijfde van een schooljaar, bijna precies dezelfde periode dat scholen gesloten bleven. Uit het onderzoek bleek dat het leerverlies niet afhing van eerdere prestaties: leerlingen die eerder achterliepen raakten niet verder achterop dan leerlingen die goed presteren.

Dat gold wel voor een andere categorie: het leerverlies was tot 55% groter voor leerlingen met ouders die zelf minder onderwijs hadden genoten. Uit ander onderzoek bleek al dat vooral ouders met een lagere onderwijsachtergrond moeite hadden hun kinderen met thuisonderwijs te ondersteunen (dan weer vooral in het voortgezet onderwijs). Hoewel zowel hoog- als lager opgeleide ouders schoolwerk evenzeer waardeerden, zei 40% van de ouders met een lage onderwijsachtergrond dat ze zich niet in staat voelden om hun kinderen thuisonderwijs te geven, terwijl 75% van de hoger opgeleide groep geen problemen ondervond. Die verschillen weerspiegelen ook wat er thuis beschikbaar is aan infrastructuur (d.w.z., plaats om rustig te studeren, laptops,…).

Er is dus misschien geen overkoepelende coronageneratie bij kinderen onder de twaalf, maar een specifiek probleem bij leerlingen uit kansarme milieus die niet in staat waren om thuis te leren tijdens de lockdowns en die nu zullen worstelen om hun achterstand op school in te halen. Vooral wanneer ze op een school zitten met meer welvarende leeftijdsgenoten die zijn blijven leren en waar docenten niet de middelen hebben hun onderwijs te differentiëren om grote prestatiekloven te dichten.

Winnaars: studenten?

Ook van het andere eind van de onderwijsloopbaan, het hoger onderwijs, zijn gegevens bekend over leerresultatenen. Die zijn verrassend: studenten waren tijdens de lockdown gedemotiveerd en hadden een lagere waardering voor online onderwijs dan voor onderwijs op de campus. Niettemin lijken zij eerder betere resultaten te hebben geboekt tijdens de sluiting van de campussen dan slechtere. Ook zijn maatregelen als het bindend negatief studieadvies – het wegsturen bij slechte resultaten- een jaar buiten werking gesteld.[1]

Een andere groep die mogelijk baat heeft gehad bij de crisis: studenten die net van het VO zijn gekomen. Voor deze groep werd het centraal-schriftelijke eindexamen in 2020 geannuleerd. Zij kregen hun diploma op basis van het schoolexamen: toetsen die door de scholen worden gemaakt- in de praktijk vaak gemiddelden van meerdere toetsen in de laatste twee jaar. Normaal zou dit niet zoveel gevolgen hebben – als vorig jaar het centraal examen niet had meegeteld, zouden bijna 8 duizend gezakte leerlingen wél geslaagd zijn, maar zouden ook bijna 7 duizend geslaagde leerlingen daardoor juist gezakt zijn. Om leerlingen die hoopten op de centraal-schriftelijke eindexamens niet te duperen, werden er echter “resultaatverbeteringstoetsen” ingevoerd waarmee schoolexamens konden worden herkanst. Dit leidde tot ongekend hoge slaagpercentages (zie figuur 1).

 

Figuur 1: percentage zakkers eindexamens op alle niveaus VO (Bron: VO-raad).

Een deel van de leerlingen die in 2019-2020 van het voortgezet onderwijs naar het hoger onderwijs overstappen wint zo een jaar. Wellicht dat dit even positief uitpakt als de boze Franse ’68-studenten die hun baccalaureaatsexamen weg protesteerden. Zij lijken de duidelijke ‘onderwijswinnaars’ in deze pandemie te zijn.

Verliezers: overstappers van PO naar het voortgezet onderwijs

Waar het primair onderwijs tegen achterstanden aankijkt en het hoger onderwijs daar weinig van lijkt te merken, zijn van de tussenliggende niveaus, het VO en MBO, nog geen uitgebreide analyses beschikbaar. In het MBO zijn uitgevallen stages een groot probleem, en het uitvallen van andere vormen van praktijkleren. In het VO zijn de geluiden tot nu toe positief, maar er is geen maatstaf waaraan achterstanden voor de hele sector gemeten zouden kunnen worden.

Er is echter een groep waar de schoolsluitingen wellicht zeer pijnlijk uitpakken: de leerlingen die afgelopen lente in groep acht zaten, en nu met de middelbare school zijn gestart. Zij hadden het schooladvies van de leerkracht op zak. In een regulier schooljaar zou daarna in april een eindtoets worden afgenomen. Dit fungeert als een second opinion waarmee het advies bijgesteld kan worden – naar boven, nooit naar beneden. Deze toetsen zijn in 2020 niet doorgegaan. Volgens schattingen van het landelijk planbureau (CPB ) zijn daardoor 14.000 leerlingen in een lager spoor geplaatst dan wanneer ze de eindtoets zouden hebben afgelegd. Dat is 8% van alle leerlingen (2 tot 3 leerlingen per VO-klas), waartussen leerlingen met een migrantenachtergrond, en ouders met een laag opleidingsniveau zijn oververtegenwoordigd. Deze leerlingen zitten nu in een lager schooltype dan anders het geval zou zijn geweest. In theorie kunnen deze leerlingen nog opstromen, maar de kans om op het niveau te blijven waar je start blijft het groots. Zo zal Corona een blijvende invloed op de schoolcarrière van in ieder geval een deel van deze leerlingen hebben.

Wat nu?

Zo zijn er twee afgebakende groepen te identificeren die tot een verloren Corona-generatie zouden kunnen behoren, leerlingen in het PO die door een achtergestelde thuissituatie niet hebben kunnen profiteren van online-onderwijs, en leerlingen die de overstap hebben gemaakt naar het VO zonder te kunnen profiteren van de second opinion van de eindtoets.

Gelukkig heeft de regering dit ongelukkige en ongelijke effect van de pandemie erkend. Ze heeft, net als bijvoorbeeld het VK, een financieringsregeling in het leven geroepen waarmee scholen inhaalprogramma’s uit kunnen voeren voor leerlingen met achterstanden; deze leerlingen krijgen individuele of kleine groepsbegeleiding voor of na de schooltijd, of andere soorten (gedrags)interventies om hen in staat te stellen weer helemaal aan te sluiten bij het reguliere onderwijs. Als deze programma’s succesvol zijn en scholen doelbewust en met kennis van zaken beslissingen nemen, dan zullen we misschien geen toenemende ongelijkheid en prestatieverschillen en een verloren generatie zien.

Voor de tweede groep heeft het ministerie van onderwijs middelbare scholen verzocht om in de eerste klas leerlingen goed te monitoren, en flexibel te zijn met opstroom. De volgende stap zou specifieke overgangsregelingen kunnen zijn waarmee leerlingen naar een hoger schooltype over kunnen stappen. Vaak betekent dit naar een andere school gaan; niet gemakkelijk voor iemand van 13 jaar.

Helaas zijn de verstoringen nog niet voorbij. De scholen zijn weer dicht, en ook daarvoor waren leerlingen vaak thuis door zieke leraren of uitbraken in hun klas. We weten nog niet hoe dit van invloed zal zijn op leerlingen die nu in de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs en van het voortgezet onderwijs naar MBO of HO, of het HO naar de arbeidsmarkt zitten. Maar dat er specifiek in deze overgangen problemen zitten, dat lijkt waarschijnlijk.

De huidige inspanningen voor inhaalprogramma’s kunnen potentiële schade verzachten, maar de uitvoering van deze programma’s zal waarschijnlijk ook worden beïnvloed door verstoringen van het reguliere onderwijs. Alleen scholen met genoeg personeel en een goede organisatorische capaciteit kunnen het onderwijs voor alle leerlingen voortzetten en ondertussen leerlingen met achterstanden helpen die in te halen. Tegelijk is dit een kans. De coronacrisis schijnt de schijnwerpers onbarmhartig op de oneerlijkheden in het Nederlandse onderwijs. We zullen duurzaam moeten investeren in onderwijs voor kansarme leerlingen, bijvoorbeeld door middel van (door de staat betaalde) bijlessen, steun van de ouders bij het helpen van leerlingen met huiswerk, en meer mogelijkheden voor opstromen in het voortgezet onderwijs.

 

 

 

 

[1] Gepubliceerde analyses komen van de universiteiten, maar tot nu zijn de geluiden uit het HBO dat de resultaten daar gelijkluidend zijn: onvrede, maar geen leerachtstanden of sterkere uitval.

 

 

 

Bekijk ook informatie voor:

Meest recente blogs: